Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen ontstak Davids toorn zeer tegen [3]dien man; en hij zeide tot Nathan: [Zo waarachtig als] de HEERE leeft, de man, die dat gedaan heeft, is een [4]kind des doods! 3. Versta, den rijken man. 4. Dat is, hij is des doods schuldig, hij heeft den dood verdiend, ten aanzien van de omstandigheden des bitteren gewelds, dat hij aan dien armen man gepleegd had. Vergelijk met deze manier van spreken, Gen.20:3; Deut.25:2; boven hfdst.3 vs.34, en Ef.2:3.